L
Leo Pauw
Gastgebruiker
Onlangs was ik weer een paar dagen in Amsterdam. En hoewel het aardige van een grote stad is dat je zelden een bekende tegenkomt, gebeurt me dat de laatste tijd toch regelmatig. Zo ook nu, notabene in de wachtkamer bij de dermatoloog. Nu kunt u zich afvragen: wat doet die man bij een Amsterdamse dermatoloog? Moet hij niet in Frankrijk naar de dokter?
Nu, dat doe ik wel, ik loop hier al met veel plezier bij verschillende specialisten. Maar ik heb de belemmerende overtuiging dat je beter niet bij een Franse dermatoloog terecht moet komen. Dat komt door Guy, een Franse vriend van mij, die net als ik een paar rare plekjes op zijn hoofd had, waarna zijn (Franse) dermatoloog de een na de andere enorme huidtransplantatie heeft uitgevoerd, met als gevolg dat zijn schedel nu lijkt op het oppervlak van de maan. Dus ja, ik ga nog maar even één keer per jaar voor controle naar mijn Amsterdamse dermatoloog.
Maar dat allemaal terzijde! Ik liep daar, zoals gezegd, iemand tegen het lijf die ik een tijd niet gezien had, en dus was mijn logische vraag: ‘Hoe gaat het?’ Waarop haar evenzeer voorspelbare antwoord volgde: ‘Ja, heel goed. Met jou?’ Ook ‘goed’ natuurlijk. Zo doen we dat in Nederland. Het is nog net niet zoals in New York, waar het ‘amazing’ en ‘great’ niet van de lucht is, maar onder jonge mensen klinkt toch al opmerkelijk vaak ‘super’, al dan niet met uitroepteken!
In Frankrijk gaat dat anders. In ieder geval hier in onze streek. Op de vraag hoe het gaat, volgt steevast een enigszins somber: ça va. Letterlijk vertaald: ‘het gaat’. In Nederland betekent dat toch impliciet dat er iets aan de hand is. In het begin moest ik daar nogal aan wennen. Ik kwam wel eens thuis met de mededeling dat het met die en die echt niet goed ging, aangezien hij zo neerslachtig had gereageerd op mijn vraag hoe het met hem ging. Later leerde ik dat werkelijk iedereen, werkelijk altijd, ça va zegt. En ook immer op diezelfde melancholische toon, waarin iets doorklinkt van: ‘het is wat het is, het leven valt niet mee, maar we maken er maar het beste van’. Nu kan ik daar wel inkomen, dus dat scheelt.
Maar ik heb wel het idee dat het iets zegt over ‘de Fransen’. Natuurlijk zijn dat soort generalisaties over de Franse ziel volstrekt uit den boze. Maar ze klagen wel heel graag, die Fransen. Nu we toch over die Franse volksaard bezig zijn: in de directe omgeving van ons huis woont een zeer beperkt aantal mensen. Stuk of tien. Van die tien zijn er maar liefst drie (in dit geval vrouwen) die een sterk geloof hebben in alternatieve geneeswijzen. Een is helemaal van de voedings- en kruidenleer, als het om genezen gaat, en de andere twee zijn into ‘kinesiologie’. Ik dacht eerst dat het om fysiotherapie ging, dat heet hier namelijk kinesthésie. Maar nee, dit is iets geheel anders. Bij kinesiologie worden middels een soort spiertest ‘blokkades opgespoord in de energiebalans’. De spieren zijn ‘even de woordvoerders van lichaam en geest’. Toegegeven, er is een hoop dat we nog niet weten over ziektes en de relatie tussen geest en lichaam, maar waar in Nederland een alternatieve geneeswijze als kinesiologie als kwakzalverij wordt beschouwd en uit het verzekeringspakket is gegooid, lijkt er in Frankrijk een gunstiger onthaal te zijn.
Een van die kinesiologie-adepten is onze buurvrouw. Ze is nog in opleiding maar wil graag oefenen. Wat wil het geval? We hebben twee Friese paarden. De oudste, Théos, heeft met enige regelmaat een abces in zijn hoef. Dat gaat veelal vanzelf over, maar soms behandelen we zoiets zelf, soms komt de hoefsmid, en heel soms de dierenarts. Nu leek het onze buurvrouw een uitgelezen mogelijkheid om haar verworven vaardigheden eens op Théos uit te proberen. Want ja, ook bij dieren kan er een ‘energetische disbalans’ zijn, en zo’n spiertest legt dat allemaal bloot. Beter een goede buur dan een verre vriend, en dus kwam op een zonnige ochtend buurvrouw langs om Théos een paar vragen te stellen. Zoiets gaat dan via een tussenpersoon, in dit geval dus Caroline, de berijder en verzorger van arme Théos.
C. en buurvrouw klommen tussen het lint door in de paardenwei. C. diende haar ene hand op de flank van Théos te leggen, en haar andere arm uit te strekken, zodat buurvrouw op een spier in haar onderarm kon drukken, terwijl C. tegendruk gaf. Vervolgens moest ze ook een van haar benen omhooghouden, waarop dezelfde diagnostiek werd losgelaten. Ondertussen was Max, de andere Fries, nieuwsgierig naderbij gekomen en drukte zijn enorme neus overal tussen. Ook hond Pomme en poes Bibi toonden hun belangstelling door te likken en kopjes te geven. Terwijl C. daar op één been aan het balanceren was, met haar ene hand op de hals van Théos, en alle andere dieren zich aan haar opdrongen, besloot Théos dat het zo wel mooi was geweest en wilde ervandoor. Met haar andere hand kon C. nog net het halstertouw pakken.
Nadat buurvrouw wat met haar handen in de krullen van C. had gerommeld, en nog wat had gedrukt op de huid rond haar ogen én op de zevende (!) rugwervel, begon het vragen stellen, vooralsnog aan C. Wanneer had zich voor het laatst een abces geopenbaard? Was er rond die tijd iets veranderd? Nee, geen idee. Nou ja, misschien was het net na de overgang van de winterwei naar de zomerwei. Ah! Daar gloorde een hypothese! En dus werd aan Théos de vraag gesteld (terwijl de spieren in de arm van C. in de gaten werden gehouden): ‘Hoe voel je je in die winterwei, vind je het fijn in de winterwei, ben je bang in de winterwei?’ Ja, hij was bang. ‘Wil je liever dicht bij huis zijn?’ Ja, dat wilde hij. Et voila! Daar was de diagnose! C. kreeg een flesje met wat druppels van een of andere geneeskrachtige bloem, die ze twee weken lang, twee druppels per dag, op een stukje appel moest doen en aan Théos geven.
Toen ik een week later buurvrouw tegen het lijf liep, was het eerste wat ze vroeg: ‘En, hoe gaat het met Théos?’ Waarop ik geheel naar waarheid zei: ‘Ça va…’
Leo Pauw
Voor meer korte verhalen over ons leven in Frankrijk: www.leopauw.com
Nu, dat doe ik wel, ik loop hier al met veel plezier bij verschillende specialisten. Maar ik heb de belemmerende overtuiging dat je beter niet bij een Franse dermatoloog terecht moet komen. Dat komt door Guy, een Franse vriend van mij, die net als ik een paar rare plekjes op zijn hoofd had, waarna zijn (Franse) dermatoloog de een na de andere enorme huidtransplantatie heeft uitgevoerd, met als gevolg dat zijn schedel nu lijkt op het oppervlak van de maan. Dus ja, ik ga nog maar even één keer per jaar voor controle naar mijn Amsterdamse dermatoloog.
Maar dat allemaal terzijde! Ik liep daar, zoals gezegd, iemand tegen het lijf die ik een tijd niet gezien had, en dus was mijn logische vraag: ‘Hoe gaat het?’ Waarop haar evenzeer voorspelbare antwoord volgde: ‘Ja, heel goed. Met jou?’ Ook ‘goed’ natuurlijk. Zo doen we dat in Nederland. Het is nog net niet zoals in New York, waar het ‘amazing’ en ‘great’ niet van de lucht is, maar onder jonge mensen klinkt toch al opmerkelijk vaak ‘super’, al dan niet met uitroepteken!
In Frankrijk gaat dat anders. In ieder geval hier in onze streek. Op de vraag hoe het gaat, volgt steevast een enigszins somber: ça va. Letterlijk vertaald: ‘het gaat’. In Nederland betekent dat toch impliciet dat er iets aan de hand is. In het begin moest ik daar nogal aan wennen. Ik kwam wel eens thuis met de mededeling dat het met die en die echt niet goed ging, aangezien hij zo neerslachtig had gereageerd op mijn vraag hoe het met hem ging. Later leerde ik dat werkelijk iedereen, werkelijk altijd, ça va zegt. En ook immer op diezelfde melancholische toon, waarin iets doorklinkt van: ‘het is wat het is, het leven valt niet mee, maar we maken er maar het beste van’. Nu kan ik daar wel inkomen, dus dat scheelt.
Maar ik heb wel het idee dat het iets zegt over ‘de Fransen’. Natuurlijk zijn dat soort generalisaties over de Franse ziel volstrekt uit den boze. Maar ze klagen wel heel graag, die Fransen. Nu we toch over die Franse volksaard bezig zijn: in de directe omgeving van ons huis woont een zeer beperkt aantal mensen. Stuk of tien. Van die tien zijn er maar liefst drie (in dit geval vrouwen) die een sterk geloof hebben in alternatieve geneeswijzen. Een is helemaal van de voedings- en kruidenleer, als het om genezen gaat, en de andere twee zijn into ‘kinesiologie’. Ik dacht eerst dat het om fysiotherapie ging, dat heet hier namelijk kinesthésie. Maar nee, dit is iets geheel anders. Bij kinesiologie worden middels een soort spiertest ‘blokkades opgespoord in de energiebalans’. De spieren zijn ‘even de woordvoerders van lichaam en geest’. Toegegeven, er is een hoop dat we nog niet weten over ziektes en de relatie tussen geest en lichaam, maar waar in Nederland een alternatieve geneeswijze als kinesiologie als kwakzalverij wordt beschouwd en uit het verzekeringspakket is gegooid, lijkt er in Frankrijk een gunstiger onthaal te zijn.
Een van die kinesiologie-adepten is onze buurvrouw. Ze is nog in opleiding maar wil graag oefenen. Wat wil het geval? We hebben twee Friese paarden. De oudste, Théos, heeft met enige regelmaat een abces in zijn hoef. Dat gaat veelal vanzelf over, maar soms behandelen we zoiets zelf, soms komt de hoefsmid, en heel soms de dierenarts. Nu leek het onze buurvrouw een uitgelezen mogelijkheid om haar verworven vaardigheden eens op Théos uit te proberen. Want ja, ook bij dieren kan er een ‘energetische disbalans’ zijn, en zo’n spiertest legt dat allemaal bloot. Beter een goede buur dan een verre vriend, en dus kwam op een zonnige ochtend buurvrouw langs om Théos een paar vragen te stellen. Zoiets gaat dan via een tussenpersoon, in dit geval dus Caroline, de berijder en verzorger van arme Théos.
C. en buurvrouw klommen tussen het lint door in de paardenwei. C. diende haar ene hand op de flank van Théos te leggen, en haar andere arm uit te strekken, zodat buurvrouw op een spier in haar onderarm kon drukken, terwijl C. tegendruk gaf. Vervolgens moest ze ook een van haar benen omhooghouden, waarop dezelfde diagnostiek werd losgelaten. Ondertussen was Max, de andere Fries, nieuwsgierig naderbij gekomen en drukte zijn enorme neus overal tussen. Ook hond Pomme en poes Bibi toonden hun belangstelling door te likken en kopjes te geven. Terwijl C. daar op één been aan het balanceren was, met haar ene hand op de hals van Théos, en alle andere dieren zich aan haar opdrongen, besloot Théos dat het zo wel mooi was geweest en wilde ervandoor. Met haar andere hand kon C. nog net het halstertouw pakken.
Nadat buurvrouw wat met haar handen in de krullen van C. had gerommeld, en nog wat had gedrukt op de huid rond haar ogen én op de zevende (!) rugwervel, begon het vragen stellen, vooralsnog aan C. Wanneer had zich voor het laatst een abces geopenbaard? Was er rond die tijd iets veranderd? Nee, geen idee. Nou ja, misschien was het net na de overgang van de winterwei naar de zomerwei. Ah! Daar gloorde een hypothese! En dus werd aan Théos de vraag gesteld (terwijl de spieren in de arm van C. in de gaten werden gehouden): ‘Hoe voel je je in die winterwei, vind je het fijn in de winterwei, ben je bang in de winterwei?’ Ja, hij was bang. ‘Wil je liever dicht bij huis zijn?’ Ja, dat wilde hij. Et voila! Daar was de diagnose! C. kreeg een flesje met wat druppels van een of andere geneeskrachtige bloem, die ze twee weken lang, twee druppels per dag, op een stukje appel moest doen en aan Théos geven.
Toen ik een week later buurvrouw tegen het lijf liep, was het eerste wat ze vroeg: ‘En, hoe gaat het met Théos?’ Waarop ik geheel naar waarheid zei: ‘Ça va…’
Leo Pauw
Voor meer korte verhalen over ons leven in Frankrijk: www.leopauw.com